
Veel planten krijgen roestbruine uitstulpingen: roestschimmels. Ooit werkte ik in Pakistan met boeren wier tarwe leed onder zwarte roest. Deze herfst is er veel roest, las ik in het agrarische vakblad De Boerderij. De meeste soorten roesten uitsluitend op één of enkele plantsoorten. Er zijn 159 soorten roestschimmels in Nederland en nog eens 186 die waarschijnlijk over zullen waaien uit de buurlanden. Al die 345 soorten staan in het boek Roestschimmels van Nederland van Aad Termorshuizen en Charlotte Swertz (Voor 45,- te koop via aadtermorshuizen@planet.nl).
Roestschimmels planten zich voort via sporen die met de wind meewaaien. Maar dat is een heel gedoe, in vijf stappen. Telkens ontstaat een nieuw vruchtlichaampje met
totaal andere sporen. De meeste roestschimmels blijven tijdens hun vijf stadia trouw aan één waardplant, maar dertig procent heeft er voor de verschillende sporestadia
andere waardplanten nodig. Wintergroenroest leeft op sparren. Sparren blijven ’s winters groen, maar de roest dankt zijn naam aan de andere waardplanten: de
wintergroenfamilie pyrola.
Zwarte roest overwintert als teliosporen op dode graan- en grashalmen. De sporen ontkiemen in de lente en vormen vruchtlichamen waarin de chromosomenparen
zich splitsen, ter voorbereiding van seks. De samensmelting tot nieuwe chromosomenparen van twee ouders gebeurt pas later. Eerst moeten de sporen overwaaien naar de andere waardplant: zuurbes. Daar worden weer andere sporen gevormd: spermatia, die door insecten worden verspreid. Insecten worden gelokt met nectar. Roest ruikt volgens het nieuwe boek niet schimmelig, maar als geurende bloemen. Spermatia kunnen elkaar tot kiemen aanzetten, waarna er nog twee typen sporen volgen, beide met twee celkernen. Dan pas vindt versmelting van de chromosomen plaats tot één diploïde celkern en is de seksuele voortplanting geslaagd.
Recente reacties