
Het aardige van twee weken sneeuw, ijs en snijdende oostenwind, is dat je na afloop echt het idee krijgt dat de lente voor de deur staat. Dat de lente al begonnen was, vergeet je zomaar weer. De zon wint aan kracht, het daglicht aan lengte. Op Schiermonnikoog roepen tureluurs over het wad, baltsen buizerds boven het Eerste Dennenbos en scholeksters boven de kwelder. Toch houden winterse taferelen er de overhand. Een blauwe kiekendief steekt voor onze neus het kronkelpad door de duinen over, laag boven het gras. Er leven veldmuizen onder het gras, dat te lang is voor de roofvogel. Ze, het is een vrouwtje, ziet de muizen niet, ze hoort ze scharrelen. Kiekendieven hebben grote oorgaten en een ronde kop, die net als bij uilen als oorschelp fungeert. De vogels kunnen hun veertjes zelfs bewegen voor een optimale oorschelp. Ze horen de muizen, maar kunnen er niet bij. Hoog gras dat is gaan liggen, bramen, kruipwilgen beschermen de muizen. De recente duinbegroeiing is vast één van de redenen van de duizelingwekkende achteruitgang van de blauwe kiek als broedvogel. Op Schier zijn nog maar twee paartjes over. Dit zou een broedvogel kunnen zijn, maar evengoed een wintergast uit Scandinavië. Dat het een vrouwtje is, blijkt uit haar bruine verenkleed, met opvallend witte stuit. Grauwe kiekendief-vrouwtjes hebben ook een witte stuit, iets minder opvallend dan de blauwe. Engelse vogelaars noemen grauwe en blauwe kiekenvrouwen ringtails, ringstaarten, als ze niet kunnen zien welke van de twee het is. In februari is dat op Schier geen kwestie: ’s winters komen hier alleen blauwe kiekendieven voor, grauwe zitten voorbij de Sahara.
Recente reacties