
Als ik uit de auto stap, sta ik oog in oog met een hoornaar. De reuzenwesp blijft vlak voor mijn gezicht hangen. Ik krijg, en velen met mij, van wespen de neiging tot paniekerig vluchten of het insect wegslaan. Tegelijk weet ik dat paniek de wesp juist agressief maakt en dat ik beter rustig kan blijven en de wesp negeren, zelfs al kruipt hij over mijn vingers. Mijn ouders gaven jarenlang het voorbeeld, door stoïcijns appels te schillen, terwijl hun handen krioelden van de wespen.
Ik houd mijn vluchtneiging dus in en blijf roerloos staan voor de zoemende hoornaar. Die houdt vol. Het lijkt wel of ze (voor zover je een werkster geslachtelijk kunt noemen) dwars door me heen wil vliegen. Wat een opdringerig beest! Als de toenaderingspogingen me te gortig worden, spring ik opzij. Dat had ik eerder moeten doen, de hoornaar vervolgt haar weg. Niets aan de hand.
Iedere nazomer schrijven lezers me over de reuzenwespen die in opmars zijn vanuit het zuiden en oosten, de richtingen waaruit de afgelopen eeuwen vijandelijke legers naderden, en tegenwoordig Europese regels, moslims, vluchtelingen, lieden met een benijdenswaardig gebronsde teint, Roemeense stadsmuzikanten en Poolse bouwvakkers. En dan ook nog de hoornaar!
Hoornaars zijn twee keer zo groot als de oude bekenden die onze lol verpesten als we buiten eten. Ze zijn minder tuk op onze kaas, ham, jam, fruit, frisdrank, bier en taart. Ze vangen insecten en vrijwaren ons onbedoeld van andere lastposten, zoals dazen. Hoewel ik van de zomer een hoornaar in mijn glas had. Misschien moeten ze onze picknick nog als voedselbron leren kennen. Ik zal ze niet in de weg staan…
Recente reacties