
Het land is bezocht door pestvogels. Ik loop en fiets met gespitste oren rond, in de hoop op het rinkelende geneuzel van die prachtige vogels. Ze komen uit de noordelijke taiga en ontmoeten daar geen mensen. Bang zijn ze dus niet. Op internet zag ik foto’s van mensen met pestvogels op de hand. Toch zitten de vogels vaak hoog in bomen. Daar eten ze bessen en zaden. Ze lusten maretakbessen en verspreiden die grappige plant vanuit leemhoudende streken over de Hollandse klei.
Ik fiets via de Korreweg de stad uit. Aan de overkant van de Gerrit-Krolbrug meen ik hoog in een kale kruin van een eenzame boom een spreeuw te zien zitten. Ik let er niet op, fiets onder de boom door en hoor een rinkelend vogelgeluid. Spreeuwen zijn meesters in geluid en enigszins verwant aan pestvogels. Even denk ik dat de spreeuw een pestvogelachtige monoloog voert. Maar ik stap toch af om goed te kijken en met het licht er beter op zie ik een kuif en een oranjeroze lijfje. Ha, mijn dag is goed. Eén pestvogel brengt nog geen winter, maar waarom zou hij ook? Het is andersom: de winter brengt pestvogels. Het zal wel een belabberd pijnappeljaar zijn in het noorden. En van een kennis in Zweden hoorde ik dat daar al een maand sneeuw ligt. Er zijn ook veel gaaien, deze winter. Weinig eikels in het oosten?
Er zaten eens zes pestvogels voor mijn raam. Ik zocht op internet naar meer waarnemingen en vond een foto van mijn huis met die zes pestvogels. Gelukkig keek ik op het wereldwijde web niet juist uit het raam.
Recente reacties