
In het oerbos in Polen vonden we kluifzwammen. We wezen onze gids erop. Die reageerde enthousiast, maar gaf de indruk dat hij wist dat die zwammen er waren. Kluifzwammen zijn voorjaarszwammen. Ze klinken misschien of ze geschikt zijn om aan te kluiven en ze lijken op de bij fijnproevers geliefde morielje. Er is geloof ik wel een manier om kluifzwammen te bereiden, maar dat vereist vaardigheid, want ze zijn giftig en bij onjuiste bereiding blijven ze dat. Niet aan beginnen dus, te meer daar deze kluifzwammen zeldzaam zijn. Ze heten kluifzwam omdat ze een beetje op een bot lijken, een kluif voor de hond.
Thuis vergelijk ik de foto’s met de boeken. Het zijn reuzenkluifzwammen of voorjaarskluifzwammen. Zijn voorjaarskluifzwammen al zeldzaam in Nederland, reuzenkluifzwammen zijn nog zeldzamer. In Oost-Polen zijn ze vast algemener. Mijn kluifzwammen lijken iets meer op de reuzenkluifzwammen dan op de voorjaarskluifzwammen in mijn paddestoelenboeken. Ook gezien hun forse formaat denk ik dat het reuzenkluifzwammen zijn. Ter controle mail ik een foto naar paddestoelenvriend Kor Raangs. Die antwoordt fijntjes dat hij de reuzenkluifzwam alleen uit de literatuur kent. “En daar lees ik dat beide soorten alleen op basis van de sporen met zekerheid zijn te onderscheiden.”
Goed, dan blijft het ongewis, de sporen zijn gewist. Had ik het de gids maar gevraagd. Teruglopend uit het bos kwamen we een oudere collega van hem tegen. Ze maakten een praatje. Toen we weer onder ons waren, vertelde onze gids dat die ander zijn leermeester was geweest. “Hij vroeg of ik jullie die kluifzwammen wel had laten zien. Ik zei ja. Ik durfde niet te zeggen dat jullie ze mij lieten zien.”
(Natuurdagboek Trouw 12 juni 2013)
Recente reacties