
Waren we aan de Duitse Oostzeekust al gecharmeerd door het akker-eilandje Poel, vriendin ontdekt op de kaart een Insel dat Koos heet. Daar moeten we natuurlijk heen. Het blijkt een autovrij eilandje te zijn, een vogeleilandje zelfs. Je mag er maar een klein eindje op, maar voor je erop bent, zijn er al zoveel bloemen en vooral vogels te zien…
Zoals veel Duitse eilanden zit het met een lage dam vast aan de wal. In de beschutting van die dam groeiden kwelders en rietmoerassen en waar de Oostzee resteert, is het water zo kalm en ondiep dat vogels er in groten getale kunnen rondwaden.
Nog ver op het vasteland, tussen de dorpjes Karrendorf en Wampen, moeten we de auto achterlaten. We lopen om over de zeedijk langs een uitkijkhut vol huiszwaluwnesten. Er schommelt een bruine kiekendief in de verte, er roepen raven, er stappen bontbek- en strandplevieren, kieviten en wulpen, bonte strandlopers en witgatjes rond, er dobberen grauwe ganzen en wilde eenden, er vliegen en duiken grote sterns en reuzensterns. Grote sterns kondigen hun komst steevast aan met bescheiden gekras. Krr krr. Vaak zijn ze met hun tweeën, ouder en kind, en krassen ze voortdurend tegen elkaar. Ze hebben een zwarte kruin met kuifje en een zwarte snavel met een gele punt.
Reuzensterns zijn zo groot als zilvermeeuwen. Ze hebben een zwarte sternenkruin en een zware, scherpe snavel die vuurrood oplicht in de zon. Die felrode snavel is bijna altijd goed te zien door een kijker. Deze vogels broeden in de Botnische golf bij Zweden. Ze zijn alweer op herfsttrek. Ook in Nederland komen ze langs, vooral langs IJsselmeer en Lauwersmeer.
Recente reacties