
Laatst schreef ik een stukje dat reacties opriep, waaronder woeste. Het ging niet over seks, buitenlanders, grote grazers of hondenpoep, nee, het ging over klimop.
Klimop blijkt omstreden. Sommigen geloven dat klimop voedingsstoffen onttrekt aan de muur of boom waarop het klimt. Ze kunnen dat niet bewijzen, want ze vergissen zich, er bestaat geen bewijs voor. Maar voor geloof is geen bewijs nodig. Gelovigen eisen tegenbewijs en als dat er is, geloven ze het niet, dan ontkennen ze het. Ik zal dus niet herhalen dat klimop zijn voedingstoffen uit de grond haalt.
Maar zijn ze niet mooi, die kerngezonde bikkels van eiken met stammen vol klimop? Niet alleen klimop, ook sneeuw en dauw torsen ze, rijp en groen. Een beetje groen in de winter.
Klimop bloeit in de herfst pas. Dan bloeit er niet veel. Vliegen, zweefvliegen, bijen, vlinders boffen dan met de nectar en het stuifmeel van de klimop. En tegen het eind van de winter rijpen de bessen van de klimop. Tegen het eind van de winter is Schraalhans keukenprins. Merels zijn dan blij met die bessen. Merels slapen ’s nachts, vogels schuilen ‘s winters in een met klimop gevulde boom of buitenmuur.’s Zomers ook, trouwens. Wie klimop heeft moet het wegsnoeien van kozijnen en kieren, dat wel. Maar daar staat gratis woningisolatie tegenover en gezellig getjilp van mussen. Mussen zijn gek op klimop.
We kunnen beslissingen nemen op basis van kennis of geloof. In het eerste geval laten we klimop leven. In het tweede geval kunnen we klimop voor de zekerheid uitroeien of het voordeel van de twijfel gunnen. Ik gun klimop het voordeel.
Dag meneer Stef Steneker,
u schrijft:
“Sommigen geloven dat klimop voedingsstoffen onttrekt aan de muur of boom waarop het klimt. Ze kunnen dat niet bewijzen, want ze vergissen zich, er bestaat geen bewijs voor.”
Maar kunt u mij dan verklaren het bewijs dat door klimop beklommen bomen en muren tenslotte instorten?
Ontvangt mijn vriendelijke groet,
Charles Destrée
(1926, historicus.