
Zondag klaarde het na een regenachtige middag op. Opklaringen na regen zijn vaak mooi – woeste wolken, avondkleuren en een felle, lage zon door schoon gespoelde lucht. Ik repte me met tuinstoel, krant en wijn naar de laatste zonnestralen. Van lezen kwam niets, gekwetter leidde me af. Onwaarschijnlijk hoog zag ik sikkeltjes vliegen. Boerenzwaluwen, onrustig voor de trek en jagend op insecten die blijkbaar direct na de regen al op grote hoogte vliegen. Overal zie ik boerenzwaluwen passeren, boven weilanden, meren, moerassen, strand, kwelder en stad. Mooi is dat, dat er van een soort nog zoveel zijn, dat je ze in de trektijd overal ziet passeren. Onze grootouders kunnen dat van zoveel meer vogelsoorten hebben gezien. De teloorgang ging snel, in één of twee generaties zijn grauwe gors, ortolaan, klapekster, grauwe klauwier, duinpieper, griel , veldleeuwerik, kuifleeuwerik uit ons land verdwenen. Andere verdwenen soorten, zoals kemphanen, passeren uit noordoostelijke oorden ons land nog in groten getale. Ik hoor maar weinigen die van de teloorgang van vogels wakker liggen of onrustig dromen. We vergeten ze, mijn kinderen hebben nog nooit een watersnip horen of een kemphaan zien baltsen, en wat niet weet dat niet deert. Zouden onze kleinkinderen nog boerenzwaluwen zien? Ook die gaan achteruit. Maar ho, geen gesomber! De zonnige avond daalde oranje. De volgende morgen scheen de zon, ik ontbeet buiten. Getjup en getwitter van vinken en putters trok mijn blik hemelwaarts. Een putter streek neer in de kruin van een eik, met gele doorzonstrepen op zijn vleugels. En weer een boerenzwaluw, in rechte lijn op het zuidoosten aankoersend. Zondagavond vlogen ze vreemd genoeg naar het noordoosten. Ik dacht nog: zouden ze daar betere winden verwachten?
Recente reacties