‘Koekoek!’
De vraag die ik laatst opwierp: hoe een koekoek leert dat ie koekoek moet zeggen, leidde tot meer misverstanden dan opheldering. Een koekoekskuiken wordt door zangvogels opgevoed. Zijn pleegouders zijn de koekoekentaal niet machtig, laat staan dat ze hem overdragen. Ik concludeerde daaruit dat het roepen van ‘koekoek’ een genetisch vastgelegd, erfelijk verschijnsel is.
Dat weerhield jolige lieden er niet van op de (a)sociale media te beweren dat moeder koekoek na een paar weken even langskomt om het koekoeks te doceren. Dat vader koekoek niet werd genoemd, bewijst hoezeer het seksisme ons brein in bezit heeft, of toch in elk geval dat van de jolige lieden. Die weten kennelijk niet dat het roepen van ‘koekoek’ is voorbehouden aan mannetjeskoekoeken. Vader noch moeder koekoek bemoeit zich met het nageslacht. Dat is nou juist het karakteristieke van het broedgedrag van koekoeken: dat laten ze aan pleegouders over.
Veel bijzonderder dan dat koekoeken hun soorteigen geluid en niet dat van de pleegoudersoort laten horen, vind ik dat koekoekseieren lijken op die van hun pleegouders. Anders zouden pleegouders een koekoeksei eruit gooien. Het formaat van de eieren is daarbij niet zo belangrijk; het gaat om kleur en vlekkenpatroon. De ene koekoek legt eieren in nesten van bijvoorbeeld heggemussen, de andere neemt kleine karekieten te grazen. De ene koekoek legt dus eieren die op heggemuseitjes lijken, de ander legt eieren met karekietenmotief.
Het leggen van aan een pleegoudersoort aangepaste eieren is het gevolg van een generaties-lange wapenwedloop tussen koekoek en een vaste soort pleegouders. Omdat een mannetjeskoekoek het met allerlei vrouwtjes doet en alleen de vrouwtjes eieren leggen, moet die evolutie via de vrouwelijke lijn gaan. De mannetjes leveren daarvoor geen erfelijke bijdrage.
Wie meer wil weten over deze fascinerende soort, leze De koekoek van Nick Davies.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 13 mei ’24)