Ideale tuinplant blijft over
Ik houd van bloemen, maar koop nooit meer een bos en haal zelden nieuwe uit het tuincentrum. Die bloemen zijn met kunstmest en pesticiden opgefokt; ze bloeien ver buiten hun oorspronkelijke bloeitijd en gaan zonder intensive care snel dood. Bovendien moeten planten maar net aanslaan op de bodem. Ik haal wel eens wat woekerende veelvraten als kleefkruid en dijkviltbraam weg, maar ik vertik het om met kunstgrepen de bodem te veranderen. Mijn oude tuintje had een voedselrijke bodem en was bovendien niet zo zonnig. Dat betekende dat veel soorten het er niet volhielden.
Maar er zijn er altijd die soorten die van voedselrijkdom houden en niet om schaduw malen, wat ideaal is voor luie, nee: beschouwende tuinierders. Dat zijn bijvoorbeeld Italiaanse aronskelk, daslook, dovenetels, smeerwortel en overblijvende ossentong.
Ossentong is dus geen vleesgerecht want al houden we tweemiljoen runderen, ossen zitten daar nauwelijks tussen. Overblijvende ossentong is een vooral in tuinen en landgoederen talrijke plant, die ooit uit Zuid-Europa is gehaald en inmiddels gewoner is dan de gewone ossentong. De laatste groeit op omgewoelde zandduinen langs rivieren en aan de kust. Dat geldt ook voor hondstong. Hondstong en ossentong lijken op elkaar, maar overblijvende ossentong ziet er anders uit. En groeit niet op zonovergoten duinzand, maar op beschaduwde humus.
Ik denk bij overblijvend steeds aan de mooie film The Holdovers, de overblijvers die niemand wil. Maar wie zou overblijvende ossentong niet willen? Het is een vrij grote plant met veel blad en veel kleine, blauwe bloemen. Overblijvende ossentongen lijken op grote vergeet-me-nietjes. Ze zijn mooi, een goede nectarbron voor bijen, bloeien de hele zomer, hebben behalve weinig licht ook weinig water of andere zorg nodig, zaaien zich vanzelf uit en zijn desgewenst ook gemakkelijk uit te trekken. Kortom, een ideale tuinplant.
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 12 juni ’24)