Fluwelen knikkers
Tussen of op het gras ligt een bergje oranje knikkers. Het zijn jonge paddenstoeltjes. Maar ze groeien niet echt in of op dat gras. Onder de knikkers bevindt zich een rottend stronkje loofhout. Daarop groeien en daarvan leven de zwammetjes.
Zoals alle paddenstoelen hebben ze een ragfijn wortelstelsel, zwamvlok geheten. Dat zit in het dode hout. Als de omstandigheden gunstig zijn, groeien er hoeden uit. Die hoeden bevatten de lamellen waarop de sporen zich vormen. Deze knikkerzwammetjes krijgen lamellen die ver uit elkaar staan. Maar ze zijn nog bezig met het opzetten van hun hoeden – die worden wijder en platter.
De meeste hoeden verschijnen in de herfst, als de vochtigheid toeneemt en er nog geen vorst is. Maar er zijn ook veel soorten die in de lente groeien. Het hele jaar door zijn er paddenstoelen te vinden, tot midden in de winter aan toe. Een deel van die echte winterzwammen leeft van dood hout, want dood hout gaat jaren mee en is er midden in de winter ook. Het kunnen dode bomen zijn, omgezaagde en gestapelde stammen, hekken, tuinmeubels, (onder het gras verstopte) takken of ondiepe, afgestorven wortels.
De eerste oranje knikkertjes verschenen in november, en ze blijven te vinden tot in maart. Het zijn typische winterzwammen. Ze zijn algemeen en ik vind ze mooi vanwege hun oranje kleur en hun zachte huidje op hun stengels. Het zijn dan ook fluweelpootjes.
De paddenstoeltjes bevatten het antioxidant ergothioneïne dat allerlei heilzame effecten sorteert, maar ook darmklachten veroorzaakt. Het zit ook in champignons en vooral in oesterzwammen en shi-takes.
Fluweelpootjes zijn te kweken op een stammetje dood hout, en dat gebeurt veel, vooral voor Oost-Aziatische keukens. Maar als ze professioneel geteeld worden, groeien ze in het donker. Dan blijven ze wit. Een soort zwammenmishandeling, waar de fluweelpootjes zelf waarschijnlijk geen hinder van ondervinden.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 29 februari ‘24)